Het is algemeen bekend dat veel mensen dromen van het schrijven van een boek. In de huidige tijd zetten steeds meer mensen daadwerkelijk de stap. Wij juichen dat van harte toe. Iedereen heeft immers recht op het delen van zijn of haar verhaal; fictie of non-fictie. Makkelijk is een boek schrijven echter allerminst. In dit blog zetten we een aantal valkuilen op een rij.
Heb jij een manuscript geschreven en overweeg je om het zelf uit te geven?
Vraag dan een vrijblijvende offerte aan.
De ene auteur maakt voor het schrijven een schrijfplan, met daarin bijvoorbeeld een tijdlijn met belangrijke gebeurtenissen en een overzicht van personages en hun kenmerken. Kortom: diegene gaat gedegen te werk. Een ander begint gewoon met schrijven. Die doet dat wat meer uit de losse pols en laat de creativiteit haar werk doen. Beide aanpakken kunnen heel goed werken. Doe wat bij jou past.
Om jezelf veel herschrijfwerk te besparen, is het wel verstandig om na te denken over twee dingen: je vertelperspectief en de tijd waarin je schrijft. Daar zul je bewuste keuzes in moeten maken. Je kunt ook van perspectief en van tijd wisselen, maar dan dus wel overal op dezelfde manier en omdat daar een gedachte achter zit.
Een voorbeeld: je schrijft een historische roman met twee verhaallijnen; de een in het heden, de ander in het verleden.
Een boek schrijft zich niet vanzelf, al ervaren veel auteurs dat wel zo. En eigenlijk doen ze zichzelf daarmee tekort, want er is tijd, discipline, gedrevenheid voor nodig. En heb jij een goedgevuld leven, dan zul je moeten plannen. Tijd moeten vrijmaken. Doelen moeten stellen en je daar dan ook aan moeten houden.
En ook als je eenmaal zit op je schrijfplek, is het van belang dat je je niet te veel laat afleiden. Spreek met jezelf af hoelang je “moet” schrijven voordat je pauze mag nemen.
Verdiep je bijvoorbeeld in de “pomodoro-methode”. Deze helpt je om je te focussen op je schrijftaak en ook om in de creatieve fase je perfectionisme wat van je af te laten glijden.
En hoe heerlijk voelt het als jij je schrijfdoel van die dag of week hebt behaald. Die beweging en ontwikkeling in je verhaal zet je ook weer aan om verder te gaan. Merk je dat je stagneert op een bepaald moment in het verhaal, maak dan even een sprongetje in de tijd en werk een scène uit die pas later in het boek moet komen. Meters maken, daar gaat het om.
En: Lees. Niet. Terug. Het helpt niet. Eerst schrijven! Die verfijning komt later wel.
Dat dit een valkuil is, behoeft geen uitleg. Veel schrijvers komen er tijdens het schrijfproces achter dat er toch wel erg veel komt kijken bij het schrijven van een boek. Die eerste paar pagina’s lukken wel, maar na verloop van tijd zakt de inspiratie weg. En wat kost het veel tijd! En dan hebben we het nog niet eens over de onzekerheid (zie valkuil #2).
Merk je dat je vastloopt? Deel het werk dan op in stapjes en bepaal wat je per stap gaat doen en wanneer je dat gaat doen. Simpelweg plannen!
Een boek hoef je niet van voor naar achteren te schrijven. Heb jij een bepaalde passage in je hoofd, maar ben je daar nog niet in het verhaal? Schrijf die passage dan gewoonweg op. Zo zorg je ervoor dat je schrijfmeters blijft maken, want juist dat motiveert om door te gaan. Je wilt vooruit, niet stilstaan.
Onzekerheid en schrijven; ze lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het hoort er gewoonweg bij en je bent daarin niet alleen. Dus als je weet dat het bij het proces hoort, hoeft het geen reden te zijn om je schrijfwerk te staken.
Wel heeft onzekerheid een functie. Het betekent namelijk dat je kritisch bent op je eigen werk en dát is nodig om goed werk te leveren. Probeer zo naar je eigen onzekerheid te kijken: de stem die jou helpt om een goed product te maken, níét de stem die jou tegenhoudt om een goed product te maken.
Alles wat je de lezer vertelt, zou een functie moeten hebben. Probeer de neiging te bedwingen om altijd maar het complete plaatje te schetsen, om volledig te zijn. Laat ook een en ander over aan de verbeelding van de lezer. Daarom lezen we immers en kiezen we er niet voor om bijvoorbeeld een film te kijken.
De meeste autobiografische schrijvers hebben iets meegemaakt, op welk vlak dan ook. Vaak hebben ze daar iets van geleerd of heeft het op een andere manier indruk gemaakt en zet dat ze aan om er een boek over te schrijven. Voor dit soort schrijvers is het extra van belang dat je weet voor wie je schrijft.
Een valkuil van autobiografische schrijvers is namelijk dat ze te veel vertellen, te veel details delen over wat er wanneer is gebeurd, met wie en waar. Waar de grens ligt? Dat verschilt per boek en thema.
Dwaal ook niet te veel af, ook al heb je veel te vertellen. Bewaar dat voor een ander boek.
Tip: schrijf eerst de (concept) flaptekst en hou die in de buurt tijdens het schrijven. Waar gaat jouw verhaal over? Wat wil je de lezer meegeven? Twijfel je of je iets wel of niet moet opschrijven, of het wel bijdraagt, dan kan die flaptekst je wellicht het antwoord geven. Zo help je jezelf om te gaan wegstrepen en daarmee maak je je boek in de meeste gevallen krachtiger.
Het is heel verstandig om de mensen om je heen of een schrijfcoach te vragen om mee te lezen tijdens het schrijfproces. Soms werkt het als een duwtje in de rug, soms word je gewezen op je blinde vlekken.
Het is niet altijd leuk, “kritiek” kan ook demotiveren, maar het helpt je wel om weloverwogen keuzes te maken. Zie het als een manier om je manuscript te laten groeien.
Tip: verzamel een aantal auteurs om je heen en wees elkaars proeflezer. Op sociale media zijn veel groepen voor schrijvers en je kunt eenvoudig contact leggen.
Deel jij in je boek theorieën van een ander, citeer je of maak je op een andere manier gebruik van de creaties of het gedachtegoed van een ander? Dan ben je verplicht om bronnen te vermelden. Belangrijk is dus om tijdens het schrijven een bronnenlijst bij te houden.
Wil je weten hoe dat moet? We schreven er al eens een blog over. Het wordt een behoorlijke zoektocht als jij pas na het schrijven een bronnenlijst opstelt. Kortom: doe dat vanaf het begin, dan voorkom je problemen.
Door te weten voor wie je schrijft, wie jouw boek straks moet gaan lezen, kun je rekening houden met bijvoorbeeld de woordkeuze. De lengte van zinnen en hoofdstukken. De complexiteit van zinnen en moeilijkheidsgraad van woorden.
De leeftijd van je lezer heeft veel invloed, maar soms bijvoorbeeld ook het opleidingsniveau en of iemand veel leest of juist niet. Allemaal zaken om rekening mee te houden.
Heb jij een manuscript geschreven en overweeg je om het zelf uit te geven?
Vraag dan een vrijblijvende offerte aan.